Ik kijk. Zoals jij ook vaak deed, zittend aan je venster. Regendruppels parelen langs het raam naar beneden. Niet lijnrecht neerwaarts maar bijna cirkelend, traag kronkelend en zich verenigend met andere druppels waardoor ze geen druppels meer zijn maar juist een transparant scherm vormen. De doorheen deze tijden reeds aanwezige begrenzing versterkend tussen hier en daar, binnen en buiten.
De druppels vertroebelen mijn blik, net zoals tranen doen. Ze leggen een waas over het gekende beeld daarbuiten. Er is hetzelfde voortuintje, zoals steeds in deze tijd van het jaar onstuimig tierend, dezelfde bomen langs de straat en de vertrouwde huizen van de overburen. Alles ziet er hetzelfde uit en toch is alles anders.
Ik weet dat wanneer de regendruppels straks opdrogen, de wereld heel even anders zal zijn, vervuld van kortstondige gloed en intense geuren. Wat het verschil maakt tussen de bekende plek daarbuiten en de huidige waaswereld heeft niets te maken met dit al langer bekende heerlijke en verfrissende effect van een voorjaarsregen.
Maar wat het anders maakt is mijn blik. Omdat ik niet alleen kijk maar ook zie, waardoor ik schoonheid capteer. Het buitengewone in het gewone. Net zoals gisteren en de dagen voordien. Er is geen kijken zonder zien.
Ik hoor niet alleen, maar luister ook. De stille straat is stiller dan ooit tevoren. Er is de man. Misschien een mij onbekende buur. Hij wandelt dagelijks rond hetzelfde tijdstip met zijn hond voorbij, zijn hoofd lichtjes gebogen. Doorgaans zijn er nog enkele passanten. Sommigen slenterend, anderen met stevige tred, het gejaagde ritme van hun oude leven. Gedreven door het onbestemde. Maar ze zijn geen dissonanties. Ze worden één in en met de stilte die de anders fluisterende natuur hoorbaar maakt. Zelfs de aanhoudende regen lijkt harder tegen het raam te kletteren. De heftigheid van de natuurkracht en de openbarstende druppels contrasteren met hun trage melancholie van zodra ze op het raam hun weg zoeken. Doelloos. Waarheen?
En ik weet dat straks de vogels luider zullen zingen dan ooit tevoren. Een hegemonie, een prelude, een weldoend concert voor de vereenzaamden? Of juist hun tristesse versterkend?
Men zou kunnen veronderstellen dat het raam ons zicht verengt maar dat is slechts een misvatting. Want het raam vormt niet louter een beperkend kader doorheen deze begrenzingen in tijd en ruimte. Net zoals een schilderij in haar kader niet alleen weergeeft wat er geschilderd is, vibreren achter dit vensterkader kleuren en komen landschappen en personages tot leven. Ze resoneren, raken onze verbeelding en laten ons reizen naar andere werelden, in andere werelden. Die van het voelen, ervaren en nazinderen enerzijds en die van het reflecteren en mijmeren anderzijds. Dat is wat ook het raam, als symbool van isolatie, bij mij teweegbrengt. Als een still, een bevroren moment in mijn beleving, ervaar ik wat gewoonweg is intens. Het is de taal van de ziel die nu spreekt. Ik geloof dat het raam de plek bij uitstek is voor kunstenaars en begrijp dat het ook jou grenzeloos inspireerde. Het volstaat er te verwijlen – niet zomaar te zitten; en te zien – niet zomaar te kijken. Een stroom aan woorden en beelden ontvouwt zich. Onstilbaar en verdiepend. Als in een duaal proces waarin het bekekene en de bekijker beide vertragen en misschien net daardoor het binnenste haast kolkend roert en inspireert…
Zo zit ik te denken dat er geen sprake is van een blik zonder kader. De conditie die ons omringt, ons leven en beleven in perspectief plaatst en alles doorwasemt en doorademt. Nooit eerder was er zo’n aanwezige context als nu. Een die zich opdringt en waar geen ontkomen aan is. Het is bevrijdend om er niet in een cirkel omheen te lopen en het gewoonweg in de ogen te kijken en te benoemen: de bedreiging en de eindigheid. Er is geen bewustzijn indringender dan deze. Het brengt ons terug tot de essentie.
Zo wordt mijn ordinair raam een spiegel, verbredend en verengend tegelijkertijd. Als een caleidoscoop laat het mijn verleden, heden en toekomst samenkomen en plaatst het ze in perspectief. Terwijl ik zit te kijken door mijn niet meer gewone raam, vervloeien te koesteren herinneringen uit een verder verleden en het huidige moment en verlang ik naar wat nog komen zal. Over vrees en onzekerheid heen. Is dit wat men “de toekomst” noemt?
De aanhoudende regen brengt me ook terug tot een zeer nabij verleden, die van een dag eerder en daardoor duidelijk deel uitmakend van deze buitengewone tijd. Als een filmische episode wordt een beeld van gisteren levendig opgeroepen. Gisteren wordt nu. Tegenwoordig. Tegenwoordig in de tijd… Ik begeef me buiten, aan de andere kant van ons raam, om na enkele minuten verrast te worden door een bui. Het mag niet verbazen dat doorheen deze tijd van het jaar een klimatologische wispelturigheid de argeloze naar buitenlucht smachtende wandelaar kan verrassen. Ondanks hun felheid voelen de druppels zacht en mals aan. Het is een tijd waarin men niets verwacht, waarin alles voorspelbaar is geworden doorheen het beangstigend onvoorspelbare. En toch wordt men soms geraakt door iets heel gewoons. Dat is wellicht het eigene aan deze bijzondere periode.
Een plots openbrekend wolkenveld tovert een schitterende zon tevoorschijn en de druppels op het raam dansen in glinstering. Ik ontwaar langs de andere kant, vanop het verlaten pad, een zich scherp aftekenende regenboog die de wereld een aantal minuten zal omarmen. Als kind wilde ik daar zijn waar de regenboog eindigt. Ooit schreef ik het neer in mijn poëzie, in het nog onregelmatige karakteristieke handschrift van het nog voluit dromende kind dat ik was, naast een eenvoudig landschap omspannen door dit magische fenomeen. Maar waar zijn begin en einde?
Ik kijk, deze keer niet van achter mijn raam op de wereld, maar van in de wereld naar de wereld. Ik vertraag op het geasfalteerde, door bomen omzoomde pad waar de regen gestaag kringen blijft maken in de plassen om te kijken naar de welgekende kleuren van een hoewel grote en heldere, toch doodgewone regenboog. Zo blijf ik daar een tijdje staan – ik weet niet precies hoelang – omdat het fijn is om in deze alleenheid te vertoeven en om even één te zijn met wat ik zie en voel. Als in een optische illusie vormt er zich iets hoger dan de eerste, een tweede, minder afgelijnde regenboog die de andere bijna omarmt. Deze is zachter, als een sfumato bijna opgaand in de ondertussen blauwig geworden lucht. Later die dag zal Wikipedia me een wetenschappelijke verklaring weten te bieden voor dit uniek spel van breking en weerspiegeling van licht in waterdruppels. Maar op het moment dat ik daarbuiten sta, heb ik geen verklaring nodig. Doorheen buitengewone tijden dringt zich een andere betekenis aan me op. Ik wil het beeld van deze twee-eenheid van parallelle werelden vasthouden, als afdruk voor later, in een andere toekomst. Als mijn intern raam van het nu dat dan verleden zal zijn. En de weemoed zal ook dan aanwezig blijven, om wat we eerder al onherroepelijk verloren.
Mijn raam, en ik vermoed ook het jouwe, zal dan wellicht nog hetzelfde raam zijn. En toch anders, omdat het onuitwisbare herinneringen aan een vreemde tijd in zich zal meedragen…
Tania Vanderstappen. Mei 2020
©schilderij: Luc Verhoeven