De werkelijkheid dringt mijn droom binnen en ik hoor bewust het krassen van een tak tegen de muur van de slaapkamer. Een vlucht wind komt binnen via het open raam. De dag. Die vijg groeide echt heel snel tot de eerste verdieping. Als in een droom. Ze heeft me wakker gemaakt. Een muis. Franco bracht een vijgenboom mee uit zijn oude huis in Zuid-Italië en plantte ze tegen de muur van ons huis.
Laat het beschut zijn.
Wij hebben ook een vijgenboom uit Istrië meegebracht. Ik herinner me, toen we het boompje kochten, dat Zrinka de kleinste koos zodat die in de auto zou passen, een auto vol geuren die meestal in de laatste tunnel verdwenen. We vulden de visvijver met aarde en plantten daar onze vijgenboom. Vijgen en vissen gaan goed samen. We hebben ook drie berken, voor ons drieën, en berken kunnen ook goed overweg met vissen, die uit de Noordzee. Balans.
Zowel Franco als wij hebben een paar wijnstokken. Waarschijnlijk zodat de hedendaagse wijn minder supermarkt-achtig smaakt.
Ik zou Franco moeten vragen om die takken af te snijden, immers, het is zinloos om een vijg te hebben als er geen gouden wielewaal is die de honing van de gebarsten rijpheid komt drinken. Die is denk ik nooit in deze stad geweest.
Maar de laatste tijd is Franco er niet meer.
Deze man is altijd voor, achter, of op zijn huis geweest, en nu is hij weg. Ik zou zeggen dat niemand er is, hoewel de straten niet leeg zijn. Er is niemand. Mensen zijn besmet met hun eigen huismuren, en ze gaan niet naar buiten om nog ergere infectie te voorkomen.
Ik stel me voor dat Franco vandaag zijn dierbaren zal bellen, dat hij uit het raam zal kijken terwijl hij praat, dat zijn zus uit het raam zal kijken; ik zie die architectuur, de verlaten schoonheid, de ansichtkaart, de fotograaf stond vroeg op, geen levende zielen te zien.
Ik zal mijn moeder bellen, haar eenzaamheid, ik wil haar graag vragen of de hellingen van Sarajevo vol in bloei staan, ik stel me voor, dat de wind de bloesem door de verlaten steile straten waait, een ongezongen volkslied, maar ik zal het haar niet vragen, ze ziet niet goed, haar staar enigszins positief; “Niemand op straat” zal ze zeggen.
Ja, dat klopt, de straten zijn hier ook leeg, allerwegen hetzelfde, en vreemd: al die paden van leegte verbinden ons als een bloedbaan in benauwenis.
We hoorden dat Franco nooit naar zijn huis zal terugkeren.
Enkele dagen later hebben we onze vijg uit de visvijver gehaald.
Haar wortel zien we wanneer we uit het raam de tuin in kijken.
We hebben nu bloemen in de visvijver geplant.