Brief aan Herman
Door R. Ryckoort

<- Terug

Augustus 2020

Beste Herman,

Ik heb wel al van jou gehoord, maar ik ken je niet. Dat maakt het mij des te gemakkelijker om jou te schrijven. Het is een bekend gegeven dat een vreemdeling soms de beste luisteraar/lezer is… zelfs als hij in andere oorden vertoeft en niet terug kan schrijven.

Het is nu 2020. Het is een rare tijd. Sedert het voorjaar zit de wereld met het coronavirus opgezadeld. Een virus waarvan niemand de echte herkomst kent en waarvan al evenmin geweten is hoe het verder zal uitpakken. Terwijl ik hier – ondertussen augustus en nog steeds onder coronamaatregelen – uit het raam kijk, voel ik dat de verbinding met de buitenwereld verbroken is.

Tijdens de lockdown in maart werd de hoofdingang van mijn huidige woonplaats letterlijk gesloten. De deur die iedereen verwelkomde, schoof niet langer automatisch open. Niemand was nog welkom, behalve medewerkers, die constant hun handen ontsmetten of handschoenen droegen en de onderste helft van hun gezicht met een masker bedekten. Bij sommigen stond de onzekerheid in hun jonge ogen te lezen.
Tegenwoordig lijkt de grootste beklemming weggeëbd, de verpakte gezichten zijn gebleven. ‘Het went’ hoorde ik onlangs, maar zoiets went niet. Ik mis gewoon hun vertrouwde gezichten.

Zowat twee maanden lang kreeg niemand bezoek, Herman. Zoiets kan je je niet voorstellen. Geen knuffel, geen afscheidskus, zelfs geen kruisje op het voorhoofd van je eigen vlees en bloed. Dat laat littekens achter op een menselijk hart, zelfs bij een tachtigplusser met levenseelt op de ziel. Het houd-afstand-van-elkaar-virus heeft onze levens overgenomen, heeft ons nog steeds in zijn greep, Herman.

Vers fruit, een fles wijn of chocolade werd via het kantelraam op menige kamer binnengesmokkeld…of stak diep verpakt onder in de zak vers wasgoed. Creativiteit zegeviert in donkere tijden, denk ik.
Tekeningen, kaarten en brieven stroomden via het onthaal binnen. Een jong meisje postte iedere dag een brief: ‘Voor een bewoner van het woonzorgcentrum’. Een ouderwetse papieren verbinding tussen jong en oud in een surrealistische tijd. Schoon toch? Een papa met twee kinderen wandelde onvermoeibaar langs de ramen. Ze brachten wat kleur in de dag. Zonen en dochters, kleinkinderen, vrijwilligers, bekenden en onbekenden kleefden als zuignappen aan het grote raam van de gemeenschappelijke woonkamer.
De kleine dingen werden zo groots, Herman… maar neem het mij niet kwalijk: ik voelde me soms als een aap in een dierentuin begluurd door onbekende toeschouwers. Als er een teveel aan kijkers was, zocht ik afleiding tussen mijn eigen vier vertrouwde muren van de afdeling… Vind je mij hierdoor een ondankbaar mens? Ik betwijfel het.

De schuifdeuren gaan opnieuw open en dicht voor familiebezoek, al is het onder heel strikte voorwaarden. Bezoek op de kamer is opnieuw afgelast. Er wordt voor een tweede golf coronabesmettingen gevreesd. Onder het mom van veiligheid blijven wij, kwetsbare ouderen, van de buitenwereld afgeschermd. We zitten letterlijk achter muren en glas gevangen. Nu al een half jaar, stel je voor. Sommige bewoners hier dragen ondertussen ook een mondkapje. Ikzelf doe het niet. Ik voel me zonder al monddood gemaakt.

De personeelsleden nemen nu hun welverdiende vakantie op nadat ze maandenlang in abnormale omstandigheden voor ons gezorgd hebben, nadat ze door de overheid in de steek gelaten werden, nadat ze nagelbijtend het nieuws volgden, nadat ze soms door gefrustreerde familieleden uitgekafferd werden en achteraf in de woonkamer tegen elkaar fluisterden: ‘From hero to zero’.

Ik kijk door het raam van mijn kamer. Het uitgestrekte grasplein is leeg. De straat is leeg. De zon is zo vol aan de blauwe lucht dat de huizen erachter gevuld blijven. Niemand komt buiten, behalve de enkelingen die hier een afspraak aan de babbeltafel hebben.
En toch heb ik het koud, Herman.

Verweesd zwaai ik naar het jonge meisje dat hier gisteren begonnen is. Haar bloemenjurkje danst – ondanks het dodelijk virus – het leven tegemoet, terwijl ikzelf in de grote muil van dit gebouw opgeslokt blijf. Eenzaamheid doet pijn, zo eenvoudig is het, Herman. Mijn hart wordt stilaan ook leeg.

Weet je, ik heb je gisteren door een begeleider hier laten googelen. Ik wilde iets meer over jou weten. Ik hoop dat ik sterf zoals jij stierf, Herman. Niet aan corona, maar aan een hartaanval… Voor mij is het hier goed geweest.

En… ik hoop jou te ontmoeten, Herman, over exact twintig dagen. Dan word ik achtentachtig. Wacht je me op?

Heel genegen,

R

<- Terug