Gedicht voor Herman Teirlinck.
Waarde meester, ik heb lang nagedacht, ik wil het kort houden.
U neemt in mijn leven een heel bijzondere plaats in,
de juiste woorden samenbrengen voor een gepast eresaluut
en u daarbij nog om een gunst durven vragen ook, dat vraagt tijd.
Het soort tijd dat niet in uurwerken gemaakt wordt.
Het soort tijd waaruit een heel mensenleven bestaat.
U ligt immers aan de oorsprong van mijn professio,
dat mooie Latijnse woord voor toewijding.
Uw prachtige profiel ligt hier voor mij
afgebeeld op een bronzen plaquette
van vijf centimeter op zeven,
een prettige honderdvijftig gram in de handpalm.
Ik was twintig toen ik aan uw Hoger Instituut afzwaaide,
u reist sindsdien mijn hele leven met mij mee,
ik ben nu zesenzestig.
Mijn pen kijkt verbaasd van de bladspiegel op.
Is dat waar, dat van die zesenzestig jaar?
‘Ik geloof het niet ’ dicteer ik haar
‘ik ben zo oud als al mijn teleurstellingen
en zo jong als de stoutste droom van de voorbije nacht. ‘
(Woorden van een analfabete Aboriginal uit de Kalahari.)
Wij zijn spelers, het spel kent geen leeftijd.
‘Theater is de kunst van het moment’:
dat zijn uw woorden,
waarde meester,
ook die vergeet ik nooit.
Dit schijnbaar zo eenvoudige inzicht
maakt onze kunst even onoverwinnelijk als kwetsbaar
want velen voelen zich geroepen
om de macht over dat moment te manipuleren.
Daar hebben we mee leren leven.
We moeten onze krachten sparen
onze teleurstellingen tijdig wieden
en verse dromen blijven zaaien
voor de komende, altijd nieuwe momenten.
Wij kijken daarbij
onze boterham
recht in de ogen,
het publiek dat betaalt.
Maar vandaag blijken we kwetsbaarder
dan ooit, schrik niet te hard,
waarde meester,
alle theaters zijn gesloten!
Ze zijn al drie maanden dicht,
het is een virus dat ons daartoe verplicht.
Het ziet er naar uit dat de eerste
die opnieuw zullen mogen openen
de oudste zullen zijn,
de theaters in open lucht.
Met schaduwen van anderhalve meter
tussen ons in
moet dat wel lukken.
(De zon schijnt gelukkig veel)
Waarde meester Herman Teirlinck,
mag ik hierbij u om een gunst vragen?
Kan u daar bij de grote veiligheidsraad
van de goden
een goed woordje doen
voor heel onze gilde?
Onze gemeenschap heeft ons nodig
en wij ons dagelijks brood.
We zullen met z’n allen
veel zonlicht
van doen hebben.
Met hartelijke groeten
en eeuwige dank!
Karel Vingerhoets