Onze vensters geven uit op de stad. Wij wonen vijfhoog. Te hoog dacht ik toen we vier jaar geleden op zoek gingen naar een appartement. We woonden reeds vijfenveertig jaar in een huis, een huis in de rij van een oude, smalle straat. Men noemt de buurt dan ook Oud Evere of Laag-Evere. Huizen, eigenlijk huisjes, gebouwd begin twintigste eeuw. Allemaal dezelfde en toch allemaal verschillend. Gedurende vele jaren hebben we de tweede generatie bewoners gekend. Oude mensen, echte Brusselaars. Die verdwenen stilletjes, maar niet eenzaam. Het was een hechte buurt. We kenden mekaar zonder elkaars deur plat te lopen. Onze straat was een dorp in een dorp met echte Brusselaars. We spraken Brussels of Frans of Nederlands of alles tegelijkertijd in één gesprek. We hielpen elkaar met kleine en grote dingen.
Toen kwam de derde generatie. Jonge koppels met kinderen. Belgen, Polen, Marokkanen, anderen. Rimpelloos geïntegreerd. Een natuurlijke evolutie. Niets schokkends. Niemand stond erbij stil. Kindje gevallen en moet dringend naar het ziekenhuis? Wij werden oppas van het andere kind zodat de ouders naar het ziekenhuis konden. Een tiener kon niet opgehaald worden aan school? Wij gingen hem halen. Probleem met de dakgoot? De buurman kwam ze uit kuisen. De bodem van een oude kast ging het begeven onder het gewicht van zijn inhoud? Een andere buurman en zijn zoon kwamen de kast een nieuw leven geven. Mensen vertrokken met vakantie? Sleutels werden uitgewisseld, brievenbussen leeggemaakt en planten verzorgd. We hadden geen buurtwacht, maar iedereen was waakzaam over onze straat en onze buren.
Toen kwam het pensioen in zicht. In het huis blijven wonen was geen optie. We hadden te veel buren gezien die de laatste jaren van hun leven doorbrachten in hun living. Ze hadden geen badkamer of konden de trap niet meer op. Ze kampeerden op het gelijkvloers. Hun huis werd herleid tot hun woonkamer. Hun omgeving kromp en gaf enkel nog frustratie. Wij dus op zoek naar een appartement. We hadden tijd, een wenslijst en dertig jaar gespaard. Onze voorkeur ging uit naar Evere. Immoweb werd onze gids. Schaarbeek en de Woluwés waren niet uitgesloten. Binnenstappen bij onbekende mensen is altijd een avontuur. Men zou het eens als hobby moeten proberen. Ik ging als verkenner met onze hond. Sommige advertenties bleken puur bedrog. Sommige appartementen bleken puur bedrog. Sommige immobiliënkantoren bleken puur bedrog. Het was een leerrijke zoektocht en een boeiende tijd.
Toen kwam ik hier terecht. Zoals ik al zei, appartement vijfhoog in Hoog Evere. Neen, het was geen liefde op het eerste gezicht. Mijn verslag thuis was allesbehalve positief. Te dit, te dat. Toch wil ik gaan kijken, zei mijn vrouw. Wij dus met ons drieën op inspectie. De hond is nummer drie. De lijst met voordelen werd langer. De nadelen werden opgelost. En nu wonen we dus in een gebouw genaamd Villa Urbana. Op zijn Latijns. Een verdiende naam want het is inderdaad bijna een villa, autoloos, twintig nationaliteiten of meer. En de buren? Die zijn eigenlijk dezelfde gebleven. Andere namen, andere gezichten, andere verhalen, een mengsel van generaties en talen, zelfde bekommernissen en emoties, zelfde verstandhouding.
De ene kant van ons appartement geeft uit op een autoloos plein: de esplanade. Indische kinderen spelen cricket, Belgische kinderen fietsen, alle kinderen samen spelen verstoppertje. Op de esplanade wordt het jaarlijkse buurtfeest georganiseerd. Het gebouw recht tegenover ons – Villa Attina – heeft een massa balkons en terrasjes. Nu, tijdens Coronatijd, komt iedereen om klokslag 20:00 op zijn terras. Iemand, we weten niet wie, speelt om 20:00 de Brabançonne, het teken dat we naar buiten moeten. Dan beginnen we allemaal in de handen te klappen voor de Helden van Corona. En iedere vrijdagavond spelen vier jonge mensen voor DJ en laten ze ons genieten van hun muziek.
Aan de andere kant van ons appartement hebben we zicht op een vijver bevolkt door zeker dertig kwakende kikkers, zicht op de VRT-toren en op het Rogierplein. Eigenlijk is de vijver een stormbekken omringd door bomen en gras, maar ook een mooi stuk natuur met bloeiende irissen, grote vissen en vogels die er komen drinken. Er is een wandelweg met banken die het gebouw verbindt met de straat. Mensen komen er kuieren, naar de gifgroene kikkers kijken, even uitrusten op een bank. Door de vele ramen staan we veel dichter bij het weer dan vroeger. Schijnt de zon dan zitten we in een warme gloed. Regent het dan heb je de indruk dat je midden in een plensbui zit. Hagelt het dan kan je de hagelbollen tellen. Voor mij is dit het aards paradijs.
Allerhartelijkste groeten vanuit mijn venster. Blijf in uw kot.
Michèle Wilikens