Rolmeter
Door Rosaline Fiems

<- Terug

Rolmeter

Op een zondagochtend zit ik aan de keukentafel, al ben ik even niet meer zeker dat het zondagochtend is. Op een zondagochtend zit ik dus waarschijnlijk aan de keukentafel het weer in de gaten te houden. Mijn blik speurt de hemel af, op zoek naar de eerste voortekenen van regen. 95 procent kans volgens Buienradar, 100 procent kans volgens het KMI.
Tegen halftwaalf is nog niets te zien. De fikse bui heeft vertraging, dat is nu 100 procent zeker. Ik wacht nog even en trek dan mijn beige regenjas aan. Eenmaal op straat kijk ik een laatste keer naar boven. Nog altijd niets.
Mijn vriendin komt elf straten verder haar huis uit. Zij verwacht mooi weer. Onze vooruitzichten zijn in één pot gegooid en als grijs uitgesmeerd in de twijfelende lucht boven ons, waaronder we verder stappen. Ondertussen praten we over hoe we ons in de dagen schikken als in een jas.
We wandelen naar een open raam waarachter koffie geschonken wordt. Het raam vormt het kader voor een gesprekje, de koffie verlengt de conversatie tot het schuim van onze cappuccino allang verdwenen is.
Achter een ander raam is een wereld gecreëerd door kunstenaars en ontwerpers. Zij verbeelden er een plek waarin men samenleeft. De wereld van kunstenaars was er altijd al eentje van verbeelding, maar nu dragen zelfs de meest banale dingen bij tot hun utopie. Ik voel druppels en denk dat de bui nu wel zal komen, maar realiseer me een paar straten verder dat het nog steeds niet regent.
Op een acceptabele afstand wandelt een man voorbij met een afgerolde meter. Hij sleept die achter hem aan als een leiband zonder hond. Het is goed om een stand van zaken op te meten, denk ik. Hoeveel afstand is er nog tussen nu en normaal? Mijn vriendin vertelt hoe ze er als kind van kon genieten om de rolmeter te plooien. Ik kan alleen maar denken aan het plooien van de tijd.
We wandelen langs het Glazen straatje. Daar valt nu niets te zien. De stoelen zijn er de hoofdrol gaan spelen en kunnen rekenen op weinig succes.
In het naar huis gaan rijdt een bus voorbij. Achter de ramen zitten een paar passagiers. Hun verplaatsing doet me beseffen dat er nog een andere plek is met eenzelfde realiteit als de mijne, waar mensen hun grenzen aftasten.
Ik ga mijn huis terug in, een stukje grijs maakt plaats voor blauw.

<- Terug