In maart 2020 vielen de werven stil, nam de angst het van ons over en bouwde die een volle muur. Gerichte snelbouw.
Gedaan met het uitzicht op een breekbare lente. Weg vergezicht en perspectief.
Waar stond de sleedoorn ook weer? Waar vleide ik me zo graag neer?
De adem stokte in ons land, in onze wereld en elke stap vertraagde.
Avonturen gingen achter slot en grendel. Dromen reden zich vast.
Nu zes lange weken later breek ik een gat in deze muur, noem het mijn venster en gooi het open. Niet behoedzaam maar met een klap!
Schuif mee aan tafel, ik haal stoelen bij.
De westenwind, die geurt naar zee en algen, geeft present. De golfslag zingt. Het licht verjaagt de somberheid.
Zinnelijk zacht schuift mijn blik over de horizon. In de krulwilg naast het huis bouwen eksters onverstoorbaar (het is tenslotte geen vogelgriep) hun nest.
Wij temmen dit verdomde beest en eerst met onze geest!
Ook aan de Brusselse rand herstart het werk. De hamers kloppen weer, het zaagblad staat scherp, de architect houdt het kompas: gerenoveerd in dit rampjaar, herrijst het Herman Teirlinckhuis. Geen nederiger Taj Mahal dan dit.
Wanneer de eerste lezing komt, zullen de dode zielen mee aan zitten. De eerste woorden van een grenzeloos gedicht zijn voor hen.
Als jij dan een traan verpinkt, worden hun wangen nat.