Ongeziene gast
Mijn raam op het bos, een veilige haven
mijn schip aangemeerd, zetel aan de kade
onbesmet in een onwezenlijk stille wereld
alles en iedereen stilgezet door stijgende
coronacijfers en bijwijlen afvlakkende lijnen.
Mijn raam op het bos, mijmeren als
vluchteling in een boot van enige angst
dobberen op een zee van voorzichtigheid
golven die ogenschijnlijk rustig deinen
op een masker van stof en afstand.
Ongedurig wachten op wat komen gaat
omhelzen van kinders, ouders, vrienden
onbezonnen een café binnengaan
zonder zorgen bus of trein nemen.
Mijn wandeling in het bos anders
veel ongeziene gasten, mijn rust
mijn doen verstoord, roepen in een dorre
woestijn, letters die dwalen in het zand.
Mijn raam op het bos, mijn veilige haven
waarin alles anders zal worden
of alles niet meer zal zijn.