Seringen bloeden op het vergane gras
gedroomde zonnedauw scharniert
een egeljong tussen haar lippen
in een wreed moment van honger
blootsvoets lopen heggemussen
een rondje hindernissenparcours
scharrelen worst met appelmoes
kippen zonder kop
mijn zwarte blackie loenst begerig
naar het gewriemel van opgeklopte wormen
in malse aarde
ze binden haar de bel aan
verwarring in de pierenholen
meeuwen hebben er het schijt aan
ook de ramen
de nooit betreden paden
gekrijs en getrappel
regent ze weer uit de grond
Blackie snort tussen uithuizige muizen
in een mezennest
met gesloten ogen durf ik
schrijden over wegen
kruis de grindweg
met vos en haas en bever
we lezen een boek
van verbazing
de letters vertellen
rust in alle spleten, kieren
ik adem met hen
de stilte
het zingen van de nachtegaal
we breken uit ons ei
verdwaasd pluk ik chilipepers
uit dakgoten
brouw een pot hete troost
mijn keelgat in lichterlaaie
zwier de drab
in hyperbolen en elipsen
de zonnedauw geeuwt, herkauwt
chilipitten kiemen vurig
con carne
geronnen bloemblad
saust de wrede lente