Lieve Herman,
Terwijl ik dit schrijf, zwaait de zon langzaam door de treurwilg die naast de tuin van mijn ouders woont. Ik heb het altijd een mooie boom gevonden.
Een mooie, krachtige boom die er altijd geweest is en er altijd zal zijn. Een boom die altijd treurt, maar, gek genoeg, hierdoor ook altijd troost.
Met zijn lange bladerslierten schudt hij een glimlach tevoorschijn en zegt: “Kom jong, meiske. Het is toch allemaal zo erg niet.”. Hij zegt het natuurlijk met een Pajots accent, want hij heeft nog nooit wat anders gehoord. Ik lach.
Ik lach omdat ik weet dat hij gelijk heeft. Hij weet het.
Hij wéét dat het leven kort is. Hij weet het omdat hij er al langer is en, als alles goed gaat met z’n woonst, hij er nog veel langer zal zijn dan wij hier ooit zullen zijn.
Hij weet dat het leven eindig is omdat hij het gezien heeft. Hij heeft het gezien in kippen, kikkers, paarden, dagen en mensen. Hij weet dat de dagen vliegen, en wel veel sneller dan de vliegtuigen die er nu even niet zijn.
Hij weet dat er dagen zijn die door je vingers glippen, dagen waar je geen vat op krijgt (vandaag was zo’n dag). Dagen die zwaar zijn, dagen die vederlicht zijn. Dagen zonder licht en zondagen, maandagen, donderdagen.
Alle dagen hebben twee dingen gemeen: ze zijn allemaal verschillend en ze komen nooit meer terug.
Hij zegt dat dagen net als een lekker chocolaatje zijn: je weet dat je maar één kans hebt om dàt chocolaatje te proeven. Je kan er dan maar beter van genieten, eraan ruiken, het over je tong laten rollen, er heel langzaam op zuigen.
Want, zegt hij terwijl zijn hij zijn stam even recht, eens je dat chocolaatje ingeslikt hebt, komt het nooit meer terug. Dan kan je het je enkel herinneren. Het zit in je. Je hebt het verzwolgen en beleefd. Je proeft het zelfs nog een beetje.
Maar het is weg.
Enkel de herinnering aan die geur, die smaak, die textuur is er nog. En dan kan je alleen maar hopen dat je gesavoureerd hebt met al je zintuigen, en liefst nog met alle tegelijk.
Ja, zo zijn ook de dagen. En die boom weet dat.
Hij weet ook dat sommige dagen geen Ferrero Rocherkes zijn. Nee, sommige dagen zijn van die pralines met een vieze groene vulling. Of érger: dagen waarvan je dacht dat ze met praliné gevuld waren, maar in werkelijkheid zo ranzig zijn dat je zou willen dat je nooit die eerste hap genomen had. Hij noemt deze dagen “chocolaatjes met een vulling van teleurstelling”, maar dat doet hij enkel wanneer hij in een weemoedige bui is.
Hij raadt me aan om die dagen gewoon door te slikken en er toch van te proberen genieten omdat het uiteindelijk toch nog altijd om chocolade gaat. En écht slecht smaakt dat nooit, toch? Stel je voor dat dagen als gewassen korstkaas waren, dàn waren we nog niet thuis, toch (you see what I did there)?
Gek genoeg hebben de dagen die ik nu proef, geen teleurstellende vulling. Zou de boom ook een woord hebben voor dagen die proeven als chocolaatjes die, tegen alle verwachtingen in, beter smaken dan ze er op het eerste gezicht uitzagen? Misschien vraag ik hem dat wel eens, wanneer de zon morgen opnieuw door zijn kruintje aait.
Veel liefs,
Ruth De Nul