Vanuit mijn keukenraam kijk ik naar mijn tuin, onder het koken, onder het afwassen. Meer nog dan andere jaren. Het is nu niet alleen maar een plaatje om even je ogen te laten rusten. Het is de ruimte die we node missen, nu de wereld gekrompen is.
Dit is de eerste lente zonder de vertrouwde kersenbloesem. Vorig jaar werd de boom gekapt. Ik wist dat ik hem ging missen, maar kon toen nog niet bevroeden hoe vaak ik deze tijd uit het raam zou staren. Even was ik bang dat het einde van de boom, ook de vogels uit mijn tuin zou verjagen. Het was immers een mooie schuilplek. Aan de vogelzang te horen, weten ze mijn tuin nog steeds te vinden. Sterker nog, door het stilvallen van de weg achter de tuin, heerst er een paradijselijke rust, dat me nu pas het voortdurende lawaai doet beseffen. Nu wordt ik ’s ochtends gewekt door de merel die zingt. Fijner wakker worden bestaat niet.
Gelukkig is er nu ook meer tijd. Tijd om te zien hoe het muisje een heldhaftige poging doet de mezenbol te bereiken. Kunstig daalt hij af langs het draadje, totdat hij bij de bol komt. Dan wordt hij overmoedig. Hij waant zich een vogel en laat los. Het vliegen lukt nog niet. De kat schiet vanonder de heg vandaag, maar is gelukkig te laat. Ik kan niet nog meer doden verdragen, dan die ons dagelijks via het nieuws opgedrongen worden.
Steeds meer ben ik me bewust dat mijn huis, mijn tuin een veilige haven is, waar de grote boosdoener me niet kan pakken. Soms ga ik op verkenning de wijde wereld in voor een boodschap of een ommetje. Opgelucht haal ik weer adem, wanneer ik de sleutel weer in de voordeur steek.
Tijdens deze dagen fantaseer ik een geheime tuin achter mijn venster. Een doorkijkje op een gloednieuwe wereld, waar we misschien straks allemaal aan toe zijn. Een wereld zonder virus, zonder plastic, zonder klimaatdreiging. Een prachtige nieuwe wereld vol kleur, met ruimte voor elkaar. Respect ook en vriendschap, nu we de waarde daarvan beter kennen dan ooit.
Zoals van de vrouw, zoveel jonger dan ik, die nu niet meer is. Vandaag lag daar het bericht in mijn brievenbus. Ooit keken we samen uit dit keukenraam. Er kwam geen virus aan te pas. Ze was reeds ziek. Ik mijmer dat het vreemd is om ongeneeslijk ziek te zijn in deze tijd. De wereld te verlaten, terwijl hij op zijn kop staat. Daar denk ik aan terwijl ik uit mijn keukenraam staar. In mijn hand de rouwkaart met een gedicht van Rilke. Door mijn tranen, krijgt het groen in de tuin, allerhande kleuren. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en probeer het te begrijpen, wetend dat het nooit zal lukken.
Net zoals de wereld waarschijnlijk niet zal veranderen. De tijd van de eensgezindheid lijkt nu al voorbij. De tweespalt is groter dan ooit. Toch wil ik niet toegeven. Dit soort dingen gebeuren niet zomaar. Er moet altijd een stap naar beter mogelijk zijn. Ik kan niet anders dan blijven geloven in die gloednieuwe wereld. Die wereld die begint achter ons venster. Die wereld van ons allemaal.