Peter Terrin verbleef twee weken in residentie in het huis van Herman Teirlinck. Hij werd uitgenodigd om mee te werken aan het programma van GIST, de nieuwe triënnale in de Zennevallei en zal een fotoreeks maken over de Zenne.
‘Tijdsbeleving is tijdens zo’n residentie helemaal anders. Je dagelijkse routine valt weg. Ik ben schrijver en werk dus meestal thuis. Mijn vrouw werk buitenshuis en dus ben ik ook huisman. Het is fantastisch om daar eens niet mee bezig te zijn en de routine achterwege te kunnen laten. Hier kan ik me helemaal focussen. De werkdagen zijn daardoor langer. Bovendien zijn het ook de langste dagen van het jaar, ideaal om te fotograferen.’
Is fotografie een nieuwe passie?
‘Relatief nieuw, ja. Schrijven doe ik al langer. Pas in 2016 heb ik ontdekt dat ik ook een fotograaf ben. Het was een soort revelatie, net zoals bij het schrijven. Ik ben niet opgegroeid met boeken. Pas toen ik 22 was, ontdekte ik de literatuur. Zowel bij het schrijven als bij de fotografie was er een gevoel van thuiskomen. Hoe bestaat het dat ik dit nooit eerder heb gedaan?
Misschien zat de toegankelijkheid van de fotografie mij in de weg. Iedereen neemt nu foto’s. Pas toen ik investeerde in een degelijk toestel, ontdekte ik ook de liefde voor de fotografie. Ik ben enorm geëvolueerd in die 7 jaar. Eerst was het vooral zoeken naar wat en hoe, en dan naar wat helemaal van mij is. Net zoals bij schrijven imiteer je in het begin veel en daar moet je dan weer vanaf om tot je eigen stijl te komen. Niet langer fotograferen omdat je denkt dat het een beeld is dat anderen graag zouden zien, maar omdat jij geraakt bent door een beeld. De evolutie ging wel sneller dan bij het schrijven, voornamelijk omdat ik al wat ouder was. Als je jong bent, ben je vatbaarder voor invloeden. Die stem die mensen mij toeschrijven in de literatuur vond ik ook snel terug in de fotografie.’
Kan je de verschillen tussen beide disciplines eens benoemen?
‘Het ene doe je binnen, het andere buiten. Ik bevind mij ergens tussen straat-, landschaps- en kunstfotografie, dus vind ik mijn beelden voornamelijk buiten. Fotografie lokt mij de wereld in. Dat was voor mij als schrijver heel verfrissend. Het is ook iets intuïtiefs, het gebeurt letterlijk in een fractie van een seconde. In tegenstelling tot schrijven gaan er weinig denkprocessen aan vooraf. Ik fotografeer analoog, waardoor de echte afweging en selectie pas later gebeurt bij de ontwikkeling en bewerking. Door de tijd die erover heen gaat, kan je objectiever beoordelen.
In schrijven zit ook iets instinctiefs, maar toch vooral veel denkwerk. Denken over personages, plot, wat er moet gebeuren, wat het zou kunnen betekenen. Je spreekt hoe dan ook een ander deel van de hersenen aan. Tegelijk denk ik dat er een link is tussen mijn foto’s en literatuur. Ze zijn beiden duidelijk van mijn hand. Authentiek is hiervoor misschien een gewichtig woord, maar ik blijf bij mijn kern. Ik wil trouw blijven aan mezelf.’
Is fotografie voor jou zwerven en beelden tot jou laten komen?
‘Ja, het is echt zwerven en dan nog het liefst zonder te weten waar je naartoe gaat. Het is in Vlaanderen moeilijk om echt te verdwalen, maar ik ga niet met een vooropgezet doel naar buiten. Soms brengt de dag niets, soms heel veel. Je moet vooral bereid zijn om open te staan voor de wereld. Anders komt het niet. Ik vergelijk mezelf soms met een strandjutter die langs de vloedlijn op zoek gaat naar wat de zee hem schenkt.’
Maar ook schrijvers hebben vaak een link met wandelen en zwerven.
‘Ja, maar als ik met mijn Leica de straat op ga, verdwijnt het schrijfwerk. Als ik hardloop daarentegen, blijf ik wél nadenken. Over een zin die maar niet wil lopen. Een knoop in het verhaal kan zich plots oplossen al lopend.’
Wat is je indruk van de Zennevallei?
‘Ik ben enorm verbaasd geweest over de streek. Ik wist niet dat het hier zo pittoresk was. Je waant je in het buitenland. Ik had een echt vakantiegevoel.’
Is het de eerste keer dat je een fotoreeks maakt op vraag?
‘Het is de eerste keer dat ik een rode draad heb. Er is een beroemd fotoboek van Alec Soth, Sleeping by the Mississippi. Hij is van Minnesota en hij heeft de Mississippi tot in Louisiana afgereisd. Toch staat er in het boek staat nauwelijks een foto van het water, de rivier. Ook voor de reeks over de Zenne zal het een beetje zo zijn. Alle foto’s zullen een onzichtbare rode draad hebben. Ik heb de Zenne op veel plaatsen gevolgd. Het vreemde is dat de wereld de rug naar de Zenne keert. Ze zit verborgen achter industrie, supermarkten, woonwijken. Vaak weten mensen niet eens dat ze daar loopt. In Brussel zit ze helemaal verborgen onder de straten en lanen. En ook de bron is bijna geheim, ergens verstopt in een bosje op een akker in een gehucht in Henegouwen. Zelfs de lokale boer kon het niet precies aanwijzen.
Het grootste deel van het werk komt nu nog, de selectie. De onzichtbaarheid van de Zenne zal zeker een rol spelen. Dat mysterieuze en ongrijpbare. De Zenne is bovendien een sterk meanderende rivier, ook dat zal doorschemeren in de foto’s.’
Recent Comments